Tips

Hoe tuig je een vaste hengel op.
ls je niet vist moet je er altijd voor zorgen dat het tuig netjes om een tuigenplankje of rekje gewonden zit. De haak komt altijd als eerste op het rekje. Dus wanneer je de lijn om het rekje gaat winden doe je de haak er het eerst omheen. Je gaat het snoer dus winden. Na het haakje komen de loodjes, daarna de dobber. Koop het rekje altijd zo groot dat de dobber er goed tussen past. Het rek moet dus langer zijn dan de dobber. Maak het tuig altijd langer dan de hengel. Niet dat je al dat snoer in een keer nodig hebt, maar wanneer je voldoende lijn hebt en een grote vis breekt er onverhoeds een stuk af, dan hoef je niet meteen een nieuw tuig te maken of te kopen.

Aan het eind van de lijn komt een lusje. Zoals we al eerder vertelde horen op de top van de hengel twee van die haakjes te zitten die we kikkertjes noemen. Door het lusje van de lijn achter het onderste kikkertje te haken is het nu mogelijk om de lijn om de kikkertjes te winden. Als het goed is moed er op de lijn een stukje rubber of een siliconen slang zijn geschoven dat precies om het topeinde past.

Wanneer het snoer de juiste lengte heeft om mee te vissen (nooit langer dan de hengel) draai je het een paar keer om de top, waarna je het stukje slang om de top van de hengel schuift. De lijn zit nu vast en er kan gevist worden. Wil je de lijn eventueel korter of langer maken dan haal je het rubbertje er weer af, je draait de lijn weer van de top en je haalt hem vervolgens een paar slagen van de kikkertjes of je draait hem er juist iets verder omheen. Daarna weer er omheen draaien, het rubbertje erop en klaar is Kees. Hou je op met vissen, dan de lijn met de dobber, loodjes en haak weer om het tuigrekje winden en denk er om: de haak eerst.


bovenste afbeelding FOUT!!!!!!!!!


Peilen
Aangezien je niet onder water kan kijken weet je natuurlijk niet waar de vissen zwemmen. Meestal vind je de grote vlak bij de bodem en zwemmen de kleintjes vaak een eindje daarboven. Door de dobber omhoog of juist omlaag te schuiven kan je bepalen hoe diep het aas komt te hangen. Er bestaan speciale peilloodjes waarmee je kunt peilen hoe diep het water is. Een peilloodje is zo zwaar dat je dobber zinkt als je het aan de haak doet. De dobber schuif je dan steeds verder omhoog tot hij met het puntje boven water komt. Als je nu het loodje weer van de haak haalt en er aas aan doet dan weet je dat het aas op de bodem ligt.